Onderhoud openbaar groen

EcoLOGISCHE keuze! 

…óók wat ons openbaar groen betreft! 

Al sinds 2002 werkt de groendienst aan een pesticide-reductieplan en in 2015 zijn we er uiteindelijk helemaal in geslaagd om geen pesticiden meer te gebruiken bij het onderhoud van ons publiek domein. Dat is uiteraard een erg goede zaak want pesticiden zijn gevaarlijk voor de gezondheid van mens en dier maar het dwingt de stadsdiensten al langer om hun onderhoudsmethode eens grondig onder de loep te nemen. 

Want groenonderhoud is bijzonder intensief, toch wanneer we blijven vasthouden aan het klassieke beeld van een onkruidvrije berm of een mooi aangelegde en geharkte bloemenborder.   Bovendien zijn dergelijke strikt en grondig onderhouden groenperken helemaal niet zo aantrekkelijk voor insecten of andere dieren.

Door over te schakelen op extensief groenbeheer kunnen we het openbaar groen dus op een onderhoudsvriendelijkere manier maar ook -en nog veel belangrijker- op een natuurvriendelijkere manier onderhouden.  

Maar wat is nu eigenlijk extensief groenbeheer? 

Eigenlijk willen we de natuur grotendeels haar ding laten doen.  Hierdoor krijgen streekeigen planten meer kansen wat uiteraard de lokale fauna en flora ten goede komt.  Door het openbaar groen op een natuurvriendelijkere en meer ecologische manier te beheren, verhogen we de biodiversiteit. Het brengt ook meer kleur in onze stad want een plantje dat zich thuis voelt in onze “Lokerse aarde”, gaat veel optimaler bloeien dan gecultiveerde of uitheemse soorten.

Gras

We gaan minder maaien. Onze groendienst zal diverse graspleinen in de toekomst slechts 1 à 2 maal per jaar maaien, met afvoer van het maaisel. Omdat het maaisel wordt afgevoerd, verschraalt de bodem waardoor weelderige (veld)bloemen en bloeiende planten volop kunnen groeien. Waar de locatie geschikt is, worden bloemenweides ingezaaid. Meer soorten en planten betekenen uiteraard ook meer insecten als vlinders, bijen en andere kleine dieren.

Het tijdstip waarop gemaaid wordt, hangt niet af van de hoogte van het gras: er wordt gemaaid wanneer de wilde bloemen zijn uitgebloeid en in zaad staan. Zo kan het zaad kiemen en volgend jaar voor nog meer biodiversiteit zorgen.

Een extensief grasveld is natuurlijk geen vrijgeleide voor alles soorten onkruiden.  Uiteraard zullen we invasieve soorten blijven bestrijden, maar toch zullen we met een andere bril naar allerlei (on)kruiden moeten kijken want ze zijn soms ecologisch zeer interessant.  Ook al lijkt het voor de ene een stuk slordiger en voor de andere prachtig natuurlijk, als je goed kijkt, zal je merken dat er heel wat meer leven in dat grasland zal zitten.

Om onze pleinen niet helemaal te laten verwilderen, gaan we wel rondom de pleinen maaien zodat grassen bij regenweer niet op de paden vallen.  Waar mogelijk, zorgen we ook voor gemaaide wandelstroken.  Zo combineren we extensief onderhoud met een net en verzorgd uitzicht.

Niet alle grasvelden zijn geschikt voor extensief onderhoud. Speel- en sportvelden, die intensief gebruikt worden, zullen wel nog regelmatig (intensief) gemaaid worden. Op deze locaties laten we het maaisel meestal ook achter omdat het als meststof dient.

Minder maaien ... maar soms wel in de bermen langs de Moervaart en Durme!

In mei worden tuineigenaars opgeroepen om niet of minder te maaien dankzij de Maai Mei Niet-campagne. Gazons waarin wilde bloemen mogen groeien, voorzien immers in eten voor bestuivers zoals bijen. Ook de kilometers dijken langs de Moervaart en Durme kunnen die biodiversiteit een boost geven. Jammer genoeg zien we op de dijktaluds vaak nog een grazige vegetatie zonder bloemen ... Daarom werkt De Vlaamse Waterweg nv met een doordacht bermbeheer én nieuwe groenbeheerplannen aan soortenrijke dijken. Een grasmat met een groot aantal bloemplanten is niet alleen ecologisch interessanter, maar ook veiliger. Want hoe meer bloemplanten, hoe beter het wortelgestel de bodem vasthoudt. Een mooi voorbeeld van een ecosysteemdienst. De doelen voor de grasmat op een dijk zijn dus een beetje anders dan die in een tuin en daar wordt in hun beheer rekening mee gehouden. 

In de praktijk betekent dit dat De Vlaamse Waterweg nv het tijdstip van maaien aanpast aan de aanwezige vegetatie. Is de grasmat al voldoende soortenrijk, dan kan er laat gemaaid worden, zelfs ruim na 15 juni. Is de grasmat nog niet of weinig soortenrijk, dan is een vroege maaibeurt vanaf midden mei aangewezen. Dat komt omdat vroeg maaien de bodem verarmt, en bloemrijk grasland zich nu eenmaal beter ontwikkelt op een bodem die arm is aan voedingsstoffen. Wordt er na enkele jaren vroeger maaien de doelvegetatie bereikt? Dan schakelen ze over op een faunavriendelijk maaibeheer, waar het maaien weer wat langer kan wachten. De bloemplanten die dan aanwezig zijn, kunnen de insecten van voedsel en onderdak voorzien. 

Tot slot voeren ze tussen 15 april en 15 juni ook een jaarlijkse ‘veiligheidsmaaibeurt’ uit op locaties waar dit nodig is. Lees: waar overhangende planten het jaagpad of het zicht op verkeersborden belemmeren. Om potentieel gevaarlijke situaties te vermijden, wordt dan een smalle strook begroeiing vlak naast de weg gemaaid.

Plantvakken

Waar de ruimte beperkt is, zoals in plantvakken in het centrum of groenstroken tussen fietspad en wegen, vervangen we de klassieke plantjes door vaste planten. Er worden niet langer éénjarige planten aangeplant omdat het erg veel werk vraagt om deze elk jaar opnieuw aan te planten, maar ze ook frequent water moeten krijgen of de ongewenste planten er tussenuit moeten worden gehaald.  Ook onderhoudsintensieve heesters of hagen laten we in de toekomst liever zoveel mogelijk achterwege.

We geven dus de voorkeur aan “prairieplanten”.  Dit zijn planten die over het algemeen veel kunnen verdragen, zowel natte als erg droge periodes kunnen overleven en waar de mestbehoefte bijzonder laag is.  We combineren hierbij diverse grassen met inheemse, bloeiende planten en we gaan deze dicht op elkaar aanplanten zodat onkruid geen kans krijgt en het onderhoud beperkt is.

Een prairieborder vraagt weinig verzorging en is bovendien erg geliefd bij vlinders, bijen en andere nuttige insecten.  Ze bloeien vaak tot diep in de herfst en de vele bloemen zorgen ook dan nog voor een belangrijke nectarbron. 

Bomen

We werpen ook een kritische blik op onze bomen. Het hoeft geen betoog: bomen zijn absoluut waardevol en we willen ze dan ook optimaal behouden.  Wanneer een boom gezond en veilig staat en geen onoverkomelijke hinder veroorzaakt, dan trachten we deze sowieso te behouden en de standplaats zoveel als mogelijk te verbeteren. 

Maar een boom heeft ruimte nodig en dus vinden we het belangrijk om de juiste boom op de juiste plaats te hebben.

In het verleden werd al te vaak een (dan nog klein maar groot wordende) boom geplant op een heel smal groenperkje of dichtbij de gevel van woningen.  De stad ontvangt heel wat meldingen over te deze bomen en de navenante overlast die wordt ervaren: voetpadtegels worden opgeduwd waardoor het voetpad niet langer vlak ligt, de bomen staan bovenop de riolering met dichtgewortelde en daardoor slecht afwaterende en beschadigde buizen tot gevolg,  schade door kleverige substantie op geparkeerde wagens, dicht bebladerde kruinen zorgen voor schaduw op zonnepanelen of de stevige brede takken schuren tegen de dakgoot.

Al te vaak wordt dan van de groendienst verwacht dat men de bomen gaat snoeien.  Maar heel wat soorten zijn daar helemaal niet goed tegen bestand.   Wanneer bomen te drastisch of te frequent moeten worden gesnoeid, raakt deze misvormd.  De boom kan hierdoor zwakker worden voor ziektes en krijgt stress.   Een boom is namelijk nooit te groot van zichzelf, het is de omgeving die simpelweg niet geschikt is voor dit type boom.

Dus soms moeten we van ons Lokers bomenhart een steen maken en het aandurven om bomen te kappen. We streven er echter wél naar om zoveel als mogelijk op dezelfde locatie een andere, meer geschikte boom heraan te planten.  Waar we door het insnoeren van kruispunten of het vergroten van pleintjes, méér ruimte creëren, planten we nieuwe toekomstbomen.  Ook hier met aandacht voor inheemse, klimaatbestendige en ziekte-resistente soorten: door verschillende soorten aan te planten, zorgen we er voor dat ziektes in de toekomst minder vrij spel zullen hebben want dan is het overgaan van de ene naar de andere boom niet meer zo gemakkelijk voor schimmels of bacteriën. Daarnaast zorgen we zo voor meer biodiversiteit waar heel wat vogels en insecten ons dankbaar voor zijn.

Hetzelfde geldt voor bomenrijen langsheen heel wat landelijke wegen.  Deze bomen werden 40 à 50 jaar geleden vaak gepland als opbrengstboom: snelgroeiende bomen die zorgen voor hout om te kunnen verwarmen.  Vandaag is dit een pak minder aan de orde, maar veel van deze bomen hebben ondertussen wel hun leeftijd en zijn -zoals men het vroeger economisch benaderde- “kaprijp”. Dit betekent dat ze aan het eind van alle groei zijn door ouderdom of schadelijke invloeden waardoor ze stilaan een gevaar gaan betekenen. Veel hangt uiteraard af van het soort boom: een populier wordt nu eenmaal nooit zo oud als een eik.

Waar we in het verleden dan een hele rij bomen vervangen door jonge exemplaren, trachten we dit in de toekomst in fases te doen. We dunnen uit waardoor het geen kaalslag wordt.  Door bovendien op verschillende momenten her aan te planten, creëren we bomen met verschillende leeftijden: wanneer sommige dan hun limiet hebben bereikt, hoeven we in de toekomst niet meer alle bomen in één beweging te vervangen.