2000: Aimé Anthuenis

‘Eigenlijk heb ik alles aan Lokeren te danken’

(interview uit 2010)

In het Bospark zijn de bladeren van de bomen al een tijdje bruin, geel en rood gekleurd. Het vallen is ingezet. In de zandbak vechten twee broertjes om een achtergelaten schopje. Er komt wat geduw en getrek aan te pas, en een paar krachttermen. Iets verderop, op de speeltuin, heerst de gewone gezellige drukte. Enkele joggers puffen, badend in het zweet, aan ons tafeltje voorbij.
Aimé Anthuenis, ex-voetballer maar vooral voetbaltrainer, en ook mijn ‘nonkel Aimé, kent het Bospark als zijn broekzak. Toen hij Sporting Lokeren coachte liet hij er de looptrainingen doorgaan. ‘Ik ken van elk rondje de exacte afstand’, zegt de voormalige coach van de Rode Duivels. Alvorens ik een eerste vraag kan stellen begint hij de lof van zijn groene geboortestad te bezingen.

Aimé Anthuenis: Lokeren is een mooie stad. Dat hoor ik vaak bij niet-Lokeraars. De Markt, het vele groen in de binnenstad, en de parken worden zeer geapprecieerd. Ik besef ook dat economie en andere facetten van onze maatschappij belangrijk zijn, maar het behouden van groene zones is dat ook. Vandaar dat we hier symbolisch in het Bospark zitten. Persoonlijk kwam ik me hier trouwens graag voorbereiden op een nieuw voetbalseizoen. Toen ik Sporting Lokeren trainde hielden we hier onze looptrainingen, dat maakte deel uit van het trainingsschema, en dat toch enkele keren per week. Uiteraard ken je dan na verloop van tijd perfect de afstanden van al die ronden. Het Bospark is voor mij vooral gelinkt aan het voetbal maar tegelijk heb ik ook gezien hoeveel ouders en grootouders hier met hun kinderen naartoe komen en welke aantrekking die dieren hier hebben. Kom, een schoon park !

Filip Anthuenis: In 2000 werd je tot Verdienstelijke Lokeraar gekozen omdat je als trainer het jaar voordien Racing Genk naar de kampioenstitel had geloodst in het Belgische eersteklassevoetbal. Maar voordat je trainer werd heb je zelf nog gevoetbald, uiteraard. Hoe ben je in het voetbal gerold ?

Aimé: Toen mijn ouders conciërge waren in de fabriek van Gonzalez Cock bestond er op sportgebied eigenlijk niets meer dan voetbal en koers. Tennis was nog heel ver weg, hier en daar was er wel ergens een zwemkom. Als je in Lokeren wou gaan zwemmen moest je dat bij Thienpondt doen, op de Waasmunsterbaan. Ja, ik voelde dat ik als zesjarig kind wel wat aanleg had voor voetbal. Op mijn tiende heb ik me laten aansluiten bij Racing Lokeren. Ik maakte de trainingen mee en tegelijk, op de fabriek van Cockes, heb ik uren en uren tegen een muur gevoetbald. Van het één kwam het andere zodat ik op mijn zestiende in de eerste ploeg speelde bij Racing Lokeren, samen met iconen als vader Jean M’Buyu*, één van de beste Afrikaanse voetballers op dat moment in ons land. Hij had alleen de pech dat hij toen voor Racing in bevordering of in derde klasse speelde. Racing speelde eens kampioen, zakte dan weer, dat ging op en af.

 

Windhondenrennen

Filip: Dat was de periode vlak voor de fusie tussen Racing Lokeren en Standaard Lokeren in Sporting Lokeren. Ben je als speler bij die fusie betrokken geweest ?

Aimé: Nee, dat is allemaal op bestuursniveau afgehandeld. Vergeet niet, Racing en Standaard waren – ik ga het woord vijanden niet gebruiken – maar op zijn minst toch tegenpolen. Racing was liberaal, socialistisch en ook katholiek georiënteerd, vrij ruim eigenlijk, Standaard was eerder katholiek geïnspireerd. Er was heel wat tegenstand tegen de fusie. Zelf heb ik met mijn broer Georges** nog op de baan ‘Neen aan de fusie’ gekalkt. Laat ons eerlijk zijn: een fusie is altijd moeilijk. Slechte prestaties en schulden zijn bevorderlijk voor een fusie. Maar het grootste probleem is telkens: op welk plein men gaat spelen? In Lokeren had men toendertijd twee kleine pleinen. En de stad had het stadion op Daknam laten aanleggen. Eén klein probleem dook op: de stad had geen ploeg om op Daknam te spelen. Behalve een windhondenkoers en een match van de pompiers tegen de politie gebeurde er niet veel op dat stadion. In die omstandigheden werden de gesprekken over de fusie gevoerd en men heeft doorgezet. Het was een voorbeeld van een fusie zoals we er in België weinig hebben gekend.

Filip: In welke zin?

Aimé: De fusieploeg sloeg heel snel aan: gestart in Bevordering, meteen kampioen, kampioen in derde klasse, in amper vijf jaar tijd speelde de fusieclub in eerste klasse. Een komeet! Ik heb het geluk gehad enkele jaren kapitein van die ploeg te zijn. Het was een ploeg met geld en een enorme ambitie. Met andere woorden: die ploeg had mogelijkheden. Wie er in die jonge ploeg speelde ? Etienne Opdorp, Etienne Zaman, Etienne Everaert, Daniël De Paepe was de keeper, speler-trainer Jozef Jurion, ikzelf. In het begin was de opstelling soms wat moeilijk: stonden er genoeg spelers van Standaard opgesteld? Van Racing? Daar werd al eens over gediscussieerd. Maar na een eerste keer kampioen gespeeld te hebben, was dat voorbij.

 

Dure transfers

Filip: Die enorme ambitie, hoe uitte zich die ?

Aimé: Sporting kocht heel goede spelers: Jef Jurion, bijvoorbeeld. Na een aantal jaren deden ze een van de kostelijkste transfers uit die periode: René Verheyen. Zes miljoen, in oude Belgische franken.

Filip: Als ik me niet vergis raakte je gekwetst in die periode.

Aimé: In het seizoen 1971-1972 heb ik in één van de laatste wedstrijden, het was op Lauwe en in derde klasse, een dubbele miniscus opgelopen. Daarna hebben we twee jaar in tweede klasse gespeeld, maar ik heb niet veel matchen meegedaan. Ik ben meer dan een jaar inactief geweest, die kwetsuur heeft me serieus parten gespeeld. Vervolgens, op het moment dat de club naar eerste klasse promoveerde kozen ze voor het prof-systeem: elke dag trainen. Ik moest dus kiezen. Aangezien ik op dat moment een goede job had aan de Universiteit van Gent, als bediende op de dienst wedden en lonen op het rectoraat in de Sint-Pietersnieuwsstraat, en ik door die blessure de jaren voordien niet altijd titularis van de ploeg was geweest, wou ik mijn carrière niet op het voetbal zetten.

Filip: Je hebt een stapje terug gezet.

Aimé: Zoiets, ik ben vier jaar bij Eeklo gaan spelen, in Bevordering en Derde Klasse, daarna naar Ertvelde als speler-trainer.

Filip: Daar zat de kiem van jouw trainersschap ?

Aimé: Ertvelde was een kleine maar mooie ploeg, in tweede provinciale, een mooie opstap. Daar heeft inderdaad mijn omschakeling naar trainer plaatsgevonden. Later heeft Lokeren me de kans gegeven om terug te keren en hun Uefa-ploeg te trainen. Eigenlijk, als ik dat zo overdenk, heb ik alles aan Lokeren te danken. In die tijd waren de Uefa-junioren een elitaire groep, Lokeren kocht goede jongeren maar tegelijkertijd was er een hele goede jeugdwerking op de club zelf. Ik heb daar veel plezier aan beleefd en heel wat successen mee behaald. Ik deed toen ook de scouting voor de toenmalige hoofdtrainer Robert Waseige. En nog later, januari 1985, vroeg de club me om de eerste ploeg te trainen in vervanging van Dimitri Davidovic.

Charleroi is buitenland

Filip: Voor de lezers, Aimé, wie speelde er toen in jouw eerste ploeg ?

Aimé: Ik heb heel wat van die Uefa’s kunnen meenemen. Dat ging toen om de lichting Dimitri M’Buyu, Angelo Nijskens, Danny D’Hondt en Patrick Van Veirdeghem. We hebben prachtig voetbal gespeeld. Tijdens het seizoen 1986-1987 eindigden we vooraan in het klassement, we waren de revelatie. Vanaf dan is het wat vreemd gelopen. Ik nam het wat op mijn affront dat ik geen verlenging van mijn contract kreeg voor twee jaar, gezien de schitterende resultaten. Raymond Mommens, die ik kende van bij Lokeren maar inmiddels bij RCSC Charleroi speelde, vroeg of ik geen zin had om Charleroi te trainen. Mee te praten geefde nie uite, dacht ik, en na een gesprekje van een kwartier – rechttoe, rechtaan - met voorzitter Colson, was dat geklonken. Eén voorwaarde stelde hij: de trainingen moesten in het Frans gebeuren.

Filip: Oesje !

Aimé: Mijn Frans trok inderdaad op niet veel. Dat was in het begin een beetje moeilijk, maar dat heeft niet lang geduurd. In de kleedkamer waren we met Engelsen, mensen uit het Oostblok enzovoort. Het Engels heeft het Frans weggebonjourd. Charleroi is de grootste stap geweest die ik in mijn carrière gezet heb. Charleroi was het buitenland voor mij. Een andere taal, anderhalf uur rijden. Uiteindelijk is het pas, na een tweede  terugkeer in Lokeren, in 1988, dat ik mijn werk aan de universiteit heb laten vallen. Net op het moment dat ik er diensthoofd kon worden.

Filip: De rest is genoegzaam bekend.

Aimé: Er is nog Ekeren geweest, Waregem,… Bij Waregem werd ik de eerste keer ontslagen. Dat was mijn geluk: Genk zocht op dat moment een trainer die vertrouwd was met eerste en tweede klasse. Genk was werkelijk een sprookje: het eerste jaar van tweede naar eerste klasse, het jaar nadien Intertoto, nog een jaar nadien tweede geëindigd en Beker van België gewonnen, en uiteindelijk – het vierde jaar – landskampioen gespeeld.

Het Limburggevoel

Filip: Die feestjes in Genk herinnert iedereen zich nog.

Aimé: Ik heb zes keer kampioen gespeeld: met Ertvelde, Lierse, Waregem, Genk en twee keer bij Anderlecht. Kampioen spelen is altijd een feest, maar in Genk kennen ze er toch wat van. Ik herinner me de bekermatch op Genk tegen Brugge, heel Limburg hing toen vol affiches, aan alle bruggen boven de autostrade tussen Brussel en Genk hingen spandoeken. Die sfeer is onvoorstelbaar. Een hele goede ploeg had ik, met voetballers die elders wel al gespeeld hadden maar er niet echt hun kunnen hadden getoond, zoals een Souleymane Oulare, of een Branko Strupar. Dat heeft enorm geklikt.

Filip: Na Genk volgde dus Anderlecht waarmee je twee keer kampioen speelde. Nadien ging het gerucht dat Anderlecht je zou weggepiloteerd hebben naar de nationale ploeg.

Aimé: Dat is grote onzin ! Ik zat nog twee jaar onder contract bij Anderlecht. Ik vond het een grote eer om de Rode Duivels te mogen trainen. Robert Waseige had onverwacht afgehaakt en ik heb die kans met beide handen gegrepen. Ik heb dat drie jaar gedaan. De eerste twee jaar waren heel goed. Dat we het EK van 2004 met een punt aan onze neus zagen voorbijgaan heeft pijn gedaan. Voor het WK van 2006 hadden we geen aanvallers meer, kwalitatief zat dat niet goed. Het is nooit meer beter geworden, nadien.

Filip: Lokeren lonkte nog een derde keer, je trainde de club heel kort. Nadien overigens ook nog Beerschot en Lierse. Maar wat ik wel eens zou willen weten is hoe jij, met al die ervaring in verschillende ploegen, eigenlijk tegen iemand als voorzitter Roger Lambrecht aankijkt, de huidige Sporting Lokeren-voorzitter.

Aimé: Ik heb in Lokeren een aantal voorzitters gekend. Gaston Keppens was in mijn ogen een voorzitter voor een topploeg: welbespraakt, zeer verstandig, hij had een duidelijke visie,… In die tijd was Lokeren een topploeg in Europa, ook ten tijde van Etienne Roegiers. Ze lokten wel niet boven de 10.000 supporters en dan ben je hoe dan ook gelimiteerd, dan moet je ooit zakken. Op dat moment heeft Lokeren het geluk gehad een voorzitter als Lambrecht te krijgen die Lokeren eerst commercieel en daarna sportief uit het slop heeft gehaald. Zonder Keppens en Roegiers was Lokeren nooit in eerste klasse geraakt, zonder Lambrecht waren ze nu al lang uit eerste klasse.

Vier keer winnen

Filip: Buitenlandse investeerders mengen zich in het Belgische voetbal, je hebt het meegemaakt in Lierse. Die club werd opgekocht door de Egyptenaar Samy Maged. Waarom doen ze dat ?

Aimé: Enerzijds: dat kan een hobby zijn, of voor de eer. Anderzijds heb je ook buitenlanders die België zien als een transitmarkt. Maged heeft hier een opleidingscentrum voor jonge spelers van 14, 15 à 16 jaar, en heeft een gelijkaardig centrum in Abidjan. Wel, hij hoopt binnen enkele jaren fondsen te recupereren door spelers te verkopen aan Engeland of andere geïnteresseerden. Vergeet niet: de macht van voetbal is groot en zal nog toenemen, het is een basis geworden om zaken te doen.

Filip: Jan Cools heeft ooit de bekerfinale tussen Sporting Lokeren en Standard Luik (1981, 4-0)  meegemaakt. Wat moet Lokeren doen, vraagt hij zich af, om die finale nog eens te spelen op de Heizel ?

Aimé: Ha, ne keer of vier winnen ! Tegenwoordig zijn de eerste klasse-ploegen sterk bevoordeeld. Vroeger kon het zijn dat Sporting moest spelen het veld van, ik zeg maar iets, Eendracht Zele. Nu kunnen eersteklassers hun thuisvoordeel afkopen van lager geklasseerde ploegen. Dat is een goede zaak op financieel vlak voor die lagere ploegen. Ze krijgen er geld voor en delen nog eens in de recette van de inkomsten. Maar voor die eersteklassers is het natuurlijk een voordeel dat zij thuis op hun vertrouwde plein kunnen spelen. Maar ja, het resultaat van een Beker hangt sterk af van de juiste vorm op het juiste moment.

Filip: Hoe was jouw relatie met de pers eigenlijk, want je was dikwijls het middelpunt van een storm.

Aimé: Ik had daar geen probleem mee. Als je een slechte match speelt, moet er niet gezeverd worden, dan kan men geen positieve kritiek schrijven. Dat is simpel ! Ik heb wel een paar journalisten gekend die zuiver op de man speelden en die ik heb gewaarschuwd: ‘Als ge nog een keer aan mij komt, moet ge opletten !’ Sommige artikels die nu in de krant worden gepubliceerd hoef ik zelfs niet meer lezen, het volstaat te kijken wie het geschreven heeft en ik weet waar de klepel hangt. Algemeen heb ik altijd het principe gehuldigd: beide partijen moeten leven. De kranten moeten iets hebben om te schrijven. Ik vind een persstop het domste wat er is. Als je verliest moet je naar buiten komen.

Filip: Dat is niet altijd eenvoudig, neem ik aan.

Aimé: Ik kwam ooit na een match met de nationale ploeg terug uit Egypte, om vijf uur ’s ochtends – niet geslapen - landden we op Zaventem. Vier-bros verloren ! ’s Morgens op RTBF-radio, daarna de Waalse televisie, dan VRT-radio, VTM-journaal,… In de buurt van VTM is er een brasserie, De Drie Fonteinen,… Daar kocht ik mij in afwachting van Studio 1 op de VRT een Hapkin, want er was geen Duvel. Van eentje kwam er een tweede, zelfs een derde. Allez, ik begon dat te voelen. Ik dus naar de Reyerslaan en Frank Raes zat al klaar in de studio, met een uitgestreken gezicht. Er wordt op voorhand trouwens nooit gezegd welke vragen ze gaan stellen. Studio 1 ging ook live. Frankske Raes  begon over de keeper, hij had er een hele analyse van gemaakt. Ik sloeg op tafel, ik denk dat ik ze bijna kapot geslagen heb. Ik was in the mood, hé !

Filip: De band met de pers was goed, denk ik, ook die met het volk en de supporters.

Aimé: Ik heb nooit weggestoken dat ik van Lokeren afkomstig was, dat werd geapprecieerd. Ik heb nooit echt ABN gesproken en ten tweede: ik heb altijd mijn gedacht gezegd. Maar kwetsen deed ik niet, je kan niet alles zeggen.

Filip: Hoe zie je de komende jaren voor jou ?

Aimé: Moest ik tien jaar jonger zijn, ik zou nog in de politiek durven gaan. Nee, serieus,… ik vind dat ik te veel ervaring en contacten heb in het voetbal om nu al aan de kant te gaan staan.

Filip: Dus gewoon in de zetel naar Brel zitten luisteren is nog niet aan de orde ?

Aimé: Ik hou van veel muziekstijlen. Beat-muziek, dat nu net niet, maar een Brel vind ik fenomenaal. Het enthousiasme waarmee hij zijn liedjes brengt treft me. Ook zijn teksten zijn ongelooflijk goed. Dat zijn gedichten. Met veel herhalingen, alsof het toespraken zijn, soms... Een beetje zoals Martin Luther Kings ‘I have a dream’. Als je naar dergelijke dingen luistert, daar krijg je kou van.

 

De beleidsdaad
‘Voor iedereen een aantal bomen’

‘Ik las toevallig in de krant dat er in België een doel was gesteld om in 2007 een bepaald hectare aan bos te hebben, een streefdoel’, vertelt Aimé Anthuenis.
Dat inspireerde hem tot een eenvoudige maar tevens efficiënte beleidsdaad.
‘Maar blijkbaar heeft men ondertussen nog minder bomen dan ten tijde dat men dat streefdoel stelde’, stelt Aimé Anthuenis met verbazing vast. ‘België is klein, dat besef ik, zeker in het licht van de evenaarsbossen die verdwijnen, maar ik vind dat elk stadje, elke gemeente zijn bijdrage zou moeten leveren op dat vlak. Ik heb soms van die naïeve ideeën, ik zou iedere Lokeraar de mogelijkheid geven om 3 à 4 bomen te planten, bekostigd met geld uit de stadskas.’

*Vader van de latere Sporting Lokeren-spelers Dimitri en Didier M’Buyu.
**Georges is de vader van Filip Anthuenis, Georges is ere-burgemeester van Lokeren en ere-senator.

 

Dienst Communicatie

Contact

Groentemarkt 1, 9160 Lokeren
09 235 31 00
communicatie@lokeren.be

Locatie

Openingsuren

Deze dienst is momenteel open

Maandag:

8:00
21:00
09:00-12:00
13:30-17:00

Dinsdag:

8:00
21:00
13:30-19:00

Woensdag:

8:00
21:00
09:00-12:00
13:30-17:00

Donderdag:

8:00
21:00
13:30-19:00

Vrijdag:

8:00
21:00
09:00-12:00

Zaterdag:

Gesloten

Zondag:

Gesloten

Interview:
Filip Anthuenis &
Giovanni Van Avermaet
(2010)

Foto:
Freddy Meert