2004: Parktheaterfestival

‘Mijn droom? Alle toneelverenigingen op één podium’

Werner Hillaert is voorzitter van toneelvereniging De Sinfra’s, maar beklimt het podium zelf liever niet. ‘Ik werk liever achter de schermen’, zegt hij terwijl we in het Joséphine charlottepark een bankje hebben uitgekozen voor ons gesprek. Werner is – dat is genoegzaam geweten – de drijvende kracht achter het succes van het Parktheaterfestival, maar was jarenlang geëngageerd in de jeugdwerking: als voorzitter van de jeugdraad, en van Jeugdcentrum Okapi en als gewestleider/groepsleider bij KSA-VKSJ. ‘Het jeugdwerk in Lokeren draait nog steeds op volle toeren’, merkt hij op. ‘Er wordt dikwijls gezegd dat de jeugd zich niet meer inzet maar de werkelijkheid is dat er nog steeds genoeg jonge mensen engagementen opnemen.’

 

Filip Anthuenis: Om te beginnen, hoe moet ik je eigenlijk aanspreken. Met Werner of Werneir?

Werner Hillaert: Vroeger zei iedereen Werneir, maar dat is er stillekes aan uit gegaan. Ik hou het gewoon bij Werner, tegenwoordig. Maar ik luister naar beiden, hoor.

Filip Anthuenis: Werner, je bent een van de drijvende krachten achter het Parktheaterfestival dat jaarlijks in het Joséphine Charlottepark plaatsvindt, in 011 voor de vijftiende keer al. Een voor de hand liggende vraag misschien: hoe is die succesformule eigenlijk tot stand gekomen?

Werner: Begin jaren ’90 gingen de Sinfra’s* straattheater spelen, uit financiële overwegingen. De Sinfra’s zaten in de rode cijfers en Julien Pauwels, de toenmalige Gentse bellenman en intussen al overleden, wist ons te vertellen dat je als amateurvereniging een centje kan verdien door straattheater te spelen. Hij wijdde ons in in het wereldje van het straattheater.

Filip Anthuenis: Jullie speelden dan op de Gentse Feesten, en dergelijke?

Werner: Op de Gentse Feesten hebben we nooit gespeeld, maar we zijn door heel Vlaanderen en Nederland, zelfs tot in Herenveen, getrokken. De Nederlanders waren tuk op ons Vlaams dialect, herinner ik me nog. We speelden overigens vaak in het gekuisd Lokers. Op een bepaald moment hadden we in juli en augustus wel veertien optreden op diverse locaties. Dat werd wat te veel en we hebben moeten afbouwen.

Filip Anthuenis: Maar jullie hadden de smaak van het straattheater echt wel te pakken?

Werner: Zeker! Naar aanleiding van 25 jaar De Sinfra’s in 1996 stelde Patrick Buyssens voor om een straattheaterfestival te organiseren. ’t Is te zeggen, we zouden eerst een openluchtspektakel houden in Daknam, maar de parochie vroeg redelijk wat geld voor het gebruik van het dorpsplein. Dat idee hebben we moeten laten varen. Niet iedereen stond onmiddellijk achter het idee voor een straattheaterfestival, maar de meerderheid wel. Ik stelde voor om het aan een bestaand initiatief te koppelen zodat we het gemakkelijker van de grond zouden krijgen. Op die manier werd de koppeling gemaakt met de Dag van het Park. De mensen van de dienst Toerisme en VVV Toerisme, die samen met de groenambtenaar instonden voor de organisatie van de Dag van het Park, hebben ons initiatief meteen zeer enthousiast onthaald.

 

Schot in de roos 

Filip: De eerste keer vond het festival niet in het ondertussen vertrouwde Joséphine-Charlottepark plaats?

Werner: De eerste editie, in 1997, ging door in het Verloren Bos, het was meteen een schot in de roos. Het was prachtig weer en we lokten 700 toeschouwers. We zeiden: ‘Wauw, dat lukt hier blijkbaar.’ In Lokeren is het dikwijls alles of niets als je iets op poten zet. Het enthousiasme zat er sindsdien in, bij iedereen.

Filip: Later zijn jullie dan toch naar het park in het centrum gekomen?

Werner: Schepen Jerome Van Doorslaer had ons dat gevraagd, in het kader van de feestelijkheden rond het jaar 2000. De nieuwe locatie had het voordeel dat de toevallige passant ook met het festival in aanraking kwam, wat in het Verloren Bos veel minder het geval was. In 2000 hebben we ook gepoogd om de markt bij het gebeuren te betrekken, maar dat is niet goed gelukt: er was duidelijk voor de toeschouwers een barrière tussen het park en de markt.

Filip: Heb jij altijd in het bestuur van De Sinfra’s gezeten?

Werner: Nee, men heeft mij dat gevraagd, begin jaren ’90, op het moment dat de vereniging in de rode cijfers zat. Een beetje uit noodzaak, eigenlijk, want de toenmalige bestuursleden speelden zelf allemaal toneel. Ze zochten een voorzitter die zich volop met de organisatie van de vereniging kon bezighouden. Een ideaal moment, ik was toen mijn activiteiten binnen de jeugdraad en Okapi aan het afbouwen.

Filip: Kende je de vereniging, eigenlijk?

Werner: Met de KSA-VKSJ gingen we regelmatig naar de voorstellingen van de Sinfra’s kijken. Op die manier kende ik hen. Eigenlijk klikte het meteen.

Filip: Hoeveel voorstellingen spelen jullie op jaarbasis?

Werner: Twee voorstellingen door de volwassenen in het Cultureel Centrum en één jeugdproductie in de Torenzaal. Daar komt het Parktheaterfestival nog bij, een organisatie die zonder de logistieke steun van de stad niet mogelijk zou zijn. Er komt wat bij kijken, hoor!

Filip: Jullie spelen in de infrastructuur van het Cultureel Centrum, hoe ervaar je dat?

Werner: Zeer goed. We hebben daar de accommodatie, het geluid, het licht, enzovoort. Akkoord, je betaalt daar een centje voor, maar dat is een hele mooie prijs voor wat je ervoor terugkrijgt. In een parochiezaal betaal je soms evenveel en mag je een podium in elkaar beginnen knutselen, en zelf voor licht en geluid zorgen.

Filip: Acteer je eigenlijk zelf?

Werner: Nee, liefst niet! Ik heb het al moeilijk als ik op het podium een woordje moet zeggen tijdens een viering. ‘Verdorie, ‘k heb het weer zitten’, zeg ik dan. Ik werk altijd graag een beetje op de achtergrond.

Filip: Om eventjes door te gaan op het Parktheaterfestival: jullie lokken elke keer, op die laatste zondag van mei, een kleine vijfduizend mensen naar het park. Kan dit nog groeien of heeft het festival zijn verzadigingspunt bereikt?

Werner: Het is goed zoals het is. Laten we dat behouden en het zo goed mogelijk proberen blijven organiseren. De groepen die komen optreden zijn enorm tevreden over de service die we hen bieden, over de accommodatie, de locatie, het gedisciplineerde en enthousiaste publiek,… Dat moeten we in stand houden. Het gebeuren moet kwalitatief in orde zijn, er moet iets te zien zijn en het moet bovenal een familiegebeuren blijven waar jong en oud zich thuis voelt. De mensen hebben ook hun verwachtingen. Vergeet niet, de meerderheid van het publiek kent het festival van voorgaande edities. Als een editie ietsje minder is dan een voorgaand jaar, merk je dat snel aan de reacties.

 

Op de kaart 

Filip: Bestaat het publiek voor uit Lokeraars?

Werner: Ja, maar er zakken steeds meer bezoekers van buiten Lokeren naar het park af. Vorig jaar iemand uit Diksmuide bijvoorbeeld. Die had ’s ochtends op de radio gehoord dat er een straattheaterfestival was in Lokeren. We staan op de kaart van het internationaal straattheater, dat durf ik gerust zeggen. Vorige week nog kregen we een aanbieding van een Israëlische groep. Hoe die dan bij ons terechtkomen? In het wereldje gaat dat rond, blijkbaar: ‘Je moet eens naar Lokeren gaan, dat is daar tof.’

Filip: Er zijn dus blijkbaar straattheatergroepen die met jullie contact nemen, maar gaan jullie zelf ook actief op zoek naar mogelijke artiesten?

Werner: Elk jaar trekken we naar Gevleugelde stad in Ieper, een promotiefestival met een 70-tal groepen. Daar pikken we dan de groepen uit die voor ons interessant kunnen zijn. Naar het straatkunstenfestival in Mol en de Artiesten- en Evenementenbeurs in Eindhoven gaan we elk jaar, naar Eke ook, naar Beveren en we hebben uiteraard de nodige contacten met bureaus die straattheateracts aanbieden. Wat het boeken van buitenlandse groepen betreft is het natuurlijk van belang dat alles een beetje in hun agenda past en dat ze op dat tijdstip in de buurt zijn.

Filip: Daar kruipt tijd in, kan ik me voorstellen.

Werner: Ja, maar dat is plezant. Met een achttal mensen schuimen we die festivals af, meestal gaan we samen. Die contacten met de straatacteurs ook, dat is heel aangenaam. We vind het belangrijk dat we de groepen die we programmeren – tussen de 20 en de 24 groepen per editie – zelf hebben gezien. Je kan niet louter op hun website afgaan. In ieder hoekje van ons park moet iets te doen zijn, dat is onze charme. Er zijn stemmen die opgaan en zeggen: ‘Je moet het terras uitbreiden!’ Daar zeg ik ‘nee’ tegen, de ruimte is er voor ons publiek en de spelers.

Filip: Financieel is het waarschijnlijk een hele klus om een dergelijke organisatie rond te krijgen?

Werner: Voor de programmering alleen hebben we een budget van ongeveer 18.000 euro. Dat bestaat uit subsidies – van de stad en de provincie – en sponsering. We hebben eventjes gevreesd dat er bedrijven zouden afhaken met de crisis, maar dat is tot op heden niet gebeurd, integendeel. OPENDOEK, het door de overheid erkende overkoepelende orgaan voor het amateurtheater in Vlaanderen, doet ook een flinke duit in het zakje.

Filip: Tijdens het Parktheaterfestival kan je over de koppen lopen in het Joséphine Charlottepark, maar ik heb de indruk dat op andere momenten het park minder bezocht wordt.

Werner: Vooraan zie je er soms wat mensen, of een sporadische wandelaar met een hond, maar inderdaad, het wordt niet druk bezocht. Het is nochtans een prachtig park, misschien is het wat aan renovatie toe, als je die term voor een park kan gebruiken.

 

Dikken ambras 

Filip: Iets anders, je bent nog voorzitter geweest van de jeugdraad, van Okapi, bij de KSA-VKSJ geweest. Je bent een geëngageerd man?

Werner: Bij de KSA was ik groepsleider (dat heette toen bondsleider) en later gewestleider. 

Filip: Over welke jaren spreken we nu?

Werner: Ik heb tot mijn 37ste – dat mocht eigenlijk maar tot 35 jaar – in de jeugdraad gezeten. Ik ben nu 56, tot twintig jaar geleden dus, de jaren ’80 en ’90. Bij de KSA werd ik leider op mijn achttiende, rond 1972. Over die periode spreken we. We waren toen in Vlaanderen één van de voortrekkers van gemengde werking. Jeugd heeft me altijd geboeid, mensen die op zoek zijn en zo. Verantwoordelijkheid opnemen of niet. Dat waren zaken die me bezighielden. Door te groeien in dat jeugdcircuit word je ook een stukje begeleider, dat sprak me aan. Ik heb daar altijd veel voor teruggekregen. Als we elkaar terugzien, is dat nog steeds heel leuk. Ik heb van heel die periode enorm veel opgestoken. 

Filip: Je hebt je voor veel zaken ingezet, voor de minivoetbalploeg Oversteken Wild ook, herinner ik me nog.

Werner: Dat was een beetje gegroeid uit de KSA-VKSJ, dat klopt. Met Marc Vervaet, de vroegere beenhouwer op de markt, die de ploeg sponsorde en coachte. Ze hadden iemand nodig die de administratie een beetje in orde bracht. We hebben veel plezier gemaakt. En ruzie! Jij speelde bij het Hamboerken. Hamboerken en Oversteken Wild, dat was kat en hond! (acteert) ‘Kijk, de Filip is weer mee zijn gat aan ’t draaien!’ Je maakte je altijd breed, weet je dat nog? 

Filip: Ja, op ’t plein steevast dikken ambras, maar achteraf in de kantine was alles terug koek en ei.

Werner: (herneemt) Ik ben in het verenigingsleven gerold door als tienjarige jongen bij de KSA te gaan, samen met mijn broer Tjen. De rest is daaruit voortgevloeid. Je verzeilt in jeugdraad, wordt voorzitter. De bal gaat aan het rollen. Hoe lang ik voorzitter ben geweest van de jeugdraad? Moest ik dat weten ! Tussen de tien en vijftien jaar, schat ik. 

Filip: Volg je het nu nog?

Werner: Via de kinderen van mijn broer en de kranten merk ik dat het jeugdwerk in Lokeren nog steeds op volle toeren draait, dat er nog steeds genoeg jongeren zijn die engagement willen opnemen, zowel in de jeugdbeweging als Okapi. Er wordt dikwijls gezegd dat de jeugd zich niet meer inzet. We zeggen zelf misschien ook dat het in onze tijd toch anders was, maar de werkelijkheid i dat het jeugdwerk blijft draaien.

 

 

Zotte Anna 

Filip: Zelf ben je voorzitter van De Sinfra’s, maar er zijn nog andere toneelverenigingen in Lokeren. Wordt er soms samengewerkt?

Werner: Je hebt acht toneelverenigingen in Lokeren, eigenlijk iets van het goede te veel. De Sinfra’s, Lust naar Kunst, De Schizo’s, Scarabee op Heiende, Kameleon op Spoele, De Bezeboot op Doorslaar, het toneel van de Heirbrug en de Reynaertkring in Daknam. Er zijn weinig gemeenten met zoveel toneelverenigingen, dat is een nadeel naar spelers toe. Je trekt moeilijk jonge mensen aan. We bellen ook dikwijls onderling met elkaar dat we ‘zo iemand’ of ‘zo iemand’ zoeken, met dit of dat profiel. 

Filip: Maar verder werken de toneelverenigingen onafhankelijk van elkaar.

Werner: Het is een droom van mij om ze allemaal ooit een achter een gezamenlijk project te scharen. Bernard Van de Velde, van de binnenhuis inrichtingszaak, lanceerde ooit het idee om het verhaal van de ‘zotte Anna**’ in het openlucht te brengen, tussen de twee Durme bruggen, met een tribune, enzovoort. Krijg dat maar eens van de grond. De verenigingen zitten zo vast aan hun eigen locatie, maar als we daar allemaal eens een jaartje vanaf stappen, zouden we iets heel moois kunnen realiseren.

 

Komen en gaan 

Filip: Je woont in de Durmelaan, maar hebt altijd in de buitenwijken gewoond. Je kent Lokeren goed?

Werner: Ik woonde op Spoele en Daknam, en door mijn partner Christa te leren kennen ben ik in ’91 naar de Durmelaan verhuisd. We zeiden het onlangs nog tegen elkaar: ‘Weet je dat het in 2011 twintig jaar zal zijn dat we hier wonen?’ In het Lokerse centrum wonen is gewoon aangenaam! Je hebt hier alles: veel groen, de Durme in de onmiddellijke buurt, je kan overal vlot naartoe van hieruit. Het openbaar vervoer valt ook mee. Onlangs wandelden hier Mechelaars langs de oevers van de Durme. Zij stonden versteld. ‘Dat Lokeren zo groen was, hadden we niet verwacht’, zeiden ze, ‘we gaan zeker nog terugkomen.’ Christa en ik, wij voelen ons hier zeer goed. De Lokeraar mag tevreden zijn met alle faciliteiten die hier worden aangeboden, ik zou niet onmiddellijk iets kunnen noemen wat we mankeren. 

Filip: Als ik met mensen praat, komt dat inderdaad vaak terug.

Werner: Er is ook altijd iets te doen in Lokeren! Mijn collega Jeroen***, die in Gent woont, zegt dat dikwijls: ‘Er gaat geen dag of weekend voorbij dat er niet door een of andere vereniging iets op poten wordt gezet. En wat een variatie in het aanbod!’ 

Filip: Misschien is dat te weinig geweten buiten Lokeren?

Werner: Misschien wel, maar moet dat allemaal buiten Lokeren geweten zijn? Anderzijds hebben we toch enkele evenementen die tot ver buiten onze gemeentegrenzen zijn gekend: de Lokerse Feesten, om er maar één te noemen, laat ik het Parktheaterfestival ook maar noemen,…  

Filip: Werner, je bent beroepshalve ook ambtenaar aan onze stad. In december 1976 ben je voor onze stad beginnen werken. Er is veel veranderd wellicht?

Werner: Ik ben altijd tekenaar geweest, maar dat komt er nu bijna niet meer aan te pas. Ik werk op de mobiliteitsdienst, nu. In mijn beginjaren zat ik in de burelen aan de overkant van de Groentemarkt, recht tegenover het huidige administratieve gebouw. De sfeer was gemoedelijk, los, een heel beperkt aantal personeelsleden. Alles is veel specifieker geworden. Vroeger konden we iedereen helpen, iedereen wist van alles wel een beetje af. Alles is gespecialiseerde materie geworden. Ik kreeg recent iemand over de vloer met een vraag over de taxiwetgeving. Daar moet ik niet aan beginnen. Ik ervaar dat als een nadeel. 

Filip: Je hebt veel personeelsleden zien komen en gaan, op het stadhuis.

Werner: Ik denk dat enkel Liliane Vermeire en Nicole Pensaert langer in dienst zijn op het stadhuis dan ikzelf. Het is allemaal veel ingewikkelder geworden, er zijn veel jonge mensen bijgekomen. Maar dat klikt altijd. Je springt in voor elkaar. Die solidariteit is zeker in de loop der jaren niet weggevallen. Nieuw is ook dat er heel wat jongen niet-Lokeraars onder het personeel zijn en dat die enorm gemotiveerd zijn om zich voor deze stad – die uiteindelijk toch de hunne niet is – in te zeten. Op de duur kennen zij Lokeren van binnen en van buiten. Ze zouden alles doen om de burger te helpen, dat vind ik sjiek!

 

De beleidsdaad

‘Doorstroming van academietalent naar verenigingen’

Werner Hillaert lanceert zijn Lokerse beleidsdaad vanuit zijn betrokkenheid bij het culturele leven en het verenigingsleven. ‘Met de culturele raad en de toneelverenigingen hebben we het in het verleden al gehad over de doorstroming van het podiumtalent dat aan de Academie voor Muziek en Woord wordt gevormd naar de toneelverenigingen toe’, licht Werner toe. ‘Niet iedereen die les volgt aan de academie koestert professionele ambities. Het is een verzuchting van de toneelverenigingen, dat dat talent dikwijls niet tot bij de verenigingen geraakt. Kan dat op een of andere manier bevorderd worden? Er zijn heel wat mensen die met acteren bezig zijn, maar het is moeilijk om hen aan te trekken voor de verenigingen.’

‘De nood aan repetitie- en vergaderlokalen is een ander punt, een oud zeer’ vertelt Werner. ‘Lokalen die groot genoeg zijn om een theatergroep of een muziekvereniging te laten repeteren liggen niet dik gezaaid. Ook opslagruimtes voor decorstukken zijn niet evident te vinden. Waar ik ook een beetje mee gewrongen zit, zijn de subsidiemogelijkheden voor de culturele verenigingen. De sportverenigingen kunnen subsidies verkrijgen voor (ver)bouwwerken, renovaties, en dergelijke. Er zijn ook culturele verenigingen die aan dergelijke subsidies nood hebben: voor de aankoop van muziekinstrumenten, decorstukken, ik zeg maar wat.’

 

*Lokerse toneelvereniging

**Bekende, zelfs legendarische, Lokerse bedrijfsleidster

*** Jeroen Rottiers, mobiliteitsambtenaar bij stad Lokeren

Dienst Communicatie

Contact

Groentemarkt 1, 9160 Lokeren
09 235 31 00
communicatie@lokeren.be

Locatie

Openingsuren

Deze dienst is momenteel open

Maandag:

8:00
21:00
09:00-12:00
13:30-17:00

Dinsdag:

8:00
21:00
13:30-19:00

Woensdag:

8:00
21:00
09:00-12:00
13:30-17:00

Donderdag:

8:00
21:00
13:30-19:00

Vrijdag:

8:00
21:00
09:00-12:00

Zaterdag:

Gesloten

Zondag:

Gesloten

Interview:

Filip Anthuenis &
Giovanni Van Avermaet
(2010)

Foto:
Freddy Meert