2005: Jazzklub
‘Je had orkesten die je moest betalen, én het Guido Ros kwartet’
Lokeraar Guido Ros ademt jazz. Ros, ooit hoogleraar Duits, holt van de ene repetitie naar de andere muziekles, en treedt tussendoor regelmatig op met één van zijn jazzensembles. Sinds het prille begin in 1965 is hij voorzitter van de Lokerse Jazzklub. Guido is een gezapig prater en lardeert het interview regelmatig met een gulle lach.
Filip Anthuenis: Guido, je bent één van de gezichten, zoniet hét gezicht van de Lokerse Jazzklub, maar wat ik niet wist is dat jij ook professor bent geweest. Dat boeit me wel.
Guido Ros: Ik ben inmiddels al lang met pensioen, maar ik ben inderdaad 25 jaar lang hoogleraar Duits geweest aan de toenmalige Mercator Hogeschool voor Vertalers en Tolken, nu het departement Vertaalkunde van de Hogeschool Gent. Toen ik daar op mijn zestigste met pensioen ging, ben ik nog vijf jaar parttime hoogleraar Media geweest aan de Universiteit Gent. Ik kende de mensen daar goed, ik had er in de jaren ’70 al eens zes jaar gewerkt.
Filip: Je was gespecialiseerd in Duitse taalkunde?
Guido: Aan de hogeschool spitste zich dat inderdaad vooral toe op het taalkundig aspect, maar ik gaf er ook een cursus Landeskunde over de politieke en culturele instellingen in Duitsland. In die cursus vertelde ik ook wat over de Duitse media, de kranten, het omroepbestel,… Aan de universiteit gaven ze toen al casestudies over bepaalde landen, en in dat verband vroegen ze me om enkele colleges te geven over de Duitse geschreven pers en de omroep. Eerst als voordrachtgever, vanaf 2000 als een parttime opdracht. Op mijn 65ste moest ik daar mee stoppen, net als iedereen van die leeftijd aan de universiteit.
Filip: Sinds 2005 ben je dus volledig gepensioneerd, maar vanwaar kwam die fascinatie voor het Duits?
Guido: Van 1958 tot 1962, vlak na mijn humaniora, heb ik Germaanse gestudeerd. Nadien ben ik nog een jaar beursstudent geweest in Duitsland, omdat ik wilde doctoreren. Maar iemand was me voor en werkte al rond het thema waarop ik zou doctoreren. Daarop ben ik dan teruggekomen en heb de Enige Proef Pers en Communicatie gevolgd. Els De Bens, die later professor Communicatiewetenschappen werd, en ikzelf waren de eerste twee studenten in die richting. Om een lang verhaal kort te maken, op een bepaald moment kon ik assistent worden aan de universiteit. Dat heb ik gedaan van 1969 tot 1975, het jaar dat mijn mandaten – dat werd tot zes jaar beperkt – waren opgebruikt. Die jaren doctoreerde ik in de pers- en communicatiewetenschappen, maar in 1975, toen mijn termijn voorbij was, was mijn doctoraat nog niet klaar. Met andere woorden: ik stond op straat. Ik had toen het geluk dat ik aan de tolkenschool kon starten als fulltime docent.
Legerdienst
Filip: Je hoefde daarvoor niet gedoctoreerd te hebben?
Guido: Eigenlijk wel, maar in mijn curriculum vitae heeft de school kunnen overtuigen. Vergeet niet dat ik ook mijn legerdienst in Duitsland had gedaan, ik had er gestudeerd, ik was sterk op Duitsland geaxeerd. In het begin dat ik er werkte had ik nog geen doctoraat, dat klopt, de meesten niet overigens. De school, toen nog provinciaal, werd uit de grond gestampt en de doctors in de Germaanse liepen er niet bij bosjes. Vandaar dat mensen met een bepaalde CV, na een interviewtest in het Duits er toch aan de slag konden.
Filip: Heb je dan eigenlijk mijn schoonvader, Willy Vervaet, niet gekend? Hij is germanist en gaf Engelse geschiedenis aan de Henleykaai in Gent.
Guido: Ja, natuurlijk! Is dat jouw schoonvader, dat wist ik niet! Willy is lang mijn directeur geweest in de avondschool, kijk! Willy is in 1958 afgestudeerd, denk ik, het jaar dat ik mijn studies aan de universiteit heb aangevat.
Filip: Ik heb ergens gelezen dat je de liefde voor jazz ook in Duitsland te pakken hebt gekregen.
Guido: Dat klopt. Voor ik Germaanse ging studeren had ik een Duitse pennenvriend van ongeveer mijn leeftijd en die speelde jazz. Ik had juist mijn opleiding hier aan de Lokerse muziekacademie afgesloten: destijds begonnen met notenleer, van het tweede jaar piano, … Tussen mijn achtste en achttiende heb ik het hele traject aan de academie, toen gehuisvest in de huidige bibliotheek, doorlopen. Dat was een klassieke opleiding uiteraard. De pennenvriend, een bassist, kwam eens naar Lokeren. Hij zag mijn piano staan en vroeg: ‘Speel jij muziek?’ ‘Ja’, antwoordde ik, ‘klassiek!’ ‘Speel ne keer iets’, zei hij. ‘En jazz?’ Jazz, daar had ik – bij wijze van spreken – nog nooit van gehoord. Maar, toen ik op mijn beurt bij hem in Duitsland op bezoek ging hoorde ik hem met zijn groep repeteren en mocht ik meespelen. Ze legden me uit hoe jazzmuziek in mekaar zat. Ik schreef dat allemaal op in schriftjes, de noten, de akkoorden. Ik heb die boekjes nog. Er waren nog geen fotokopieermachines toen, zoals vandaag.
Spoorstudent
Filip: Dat was het prille begin.
Guido: Ik kon al een paar nummertjes spelen en ben naar jazz beginnen luisteren. Ik kocht partituren en speelde die dan. Omdat ik spoorstudent was, had ik niet echt een studentenleven. Desalniettemin bleef ik al eens ergens op kot slapen, je ging uit en kwam al eens in een café terecht waar een piano stond en jazz werd gespeeld. In een orkest spelen lukte niet, net omdat ik spoorstudent was.
Filip: Je was verkocht?
Guido: De stichting Lodewijk De Raet organiseerde destijds jazzlabo’s. Ik heb vier van die labo’s gevolgd waarin men jazz leerde spelen, men begon vanaf nul. Dat was telkens een week, tijdens de schoolvakanties, in een soort van internaat waar men van ’s morgens tot ’s avonds les kreeg. Daar heb ik heel wat mensen uit de streek leren kennen, vooral uit het Dendermondse. Met hen op gitaar en basgitaar en Lokeraar Emiel De Weese op drums vormde ik later een groepje, het Guido Ros Kwartet. Zelf speelde ik piano en trombone. Het Guido Ros Kwartet was geboren. In die tijd had je orkesten die je moest betalen, en je had het Guido Ros Kwartet.
Filip: Je bent je altijd blijven vervolmaken in de muziek?
Guido: Toen mijn kinderen al aan de academie zaten ben ik officieel trombone beginnen studeren. Ik speelde al wat trombone door zelfstudie. En nu volg ik al vijf jaar les in Gent, aan de muziekacademie van het gemeenschapsonderwijs: jazztrombone.
Filip: Niet slecht voor een zeventiger. Maar laten we het misschien even over de Jazzklub hebben. Jij bent sinds het begin voorzitter. Je hebt de oprichting ervan van dichtbij meegemaakt, neem ik aan.
Guido: De Jazzklub vloeide enerzijds voort uit de jazzlabo’s van de stichting Lodewijk De Raet. Daar werden de deelnemers aangezet om in hun stad een jazzklub te stichten. Anderzijds was het ook de tijd van het jazzfestival in Comblain-la-tour. Enkele gasten van het atheneum, waaronder Marc De Grijze en Willy De Fleurquin trokken daar steeds naartoe. Ik denk dat we over onze gezamenlijke passie, jazz, op de trein aan het praten zijn geraakt. Samen met hen rijpte het idee voor een Lokerse Jazzklub. In februari 1965 was het zover. De Jazzklub had drie stichtende leden: Marc, Maurice Verslycken – die op dat moment werkzaam was binnen T-Klub – en ikzelf. Vandaar dat onze eerste activiteiten plaatsvonden in de T-Klub.
Filip: Lag de focus toen al op het organiseren van concerten?
Guido: De activiteiten waren meer divers dan nu. In het begin moest de goede zaak natuurlijk uitgedragen worden: met initiatie, voordrachten, platenbeluisteringen, enzovoort. Heel educatief, allemaal.
Filip: Hoeveel leden hebben jullie eigenlijk?
Guido: Dat zou ik echt niet weten, een tweehonderdtal moeten het er zeker zijn. Maar let op: een aantal papieren leden ook, natuurlijk. Je kent dat: iedereen verkoopt lidkaarten, aan zijn familie en de schoonmoeder. De harde kern concertbezoekers bestaat uit een veertigtal mensen. Organiseren we iets speciaal, dan komt het publiek van verder.
By the riverside
Filip: Jullie uitvalbasis durfde in die 45 jaar wel eens veranderen. Hoe zit dat nu, blijven jullie in de Gasstraat?
Guido: In de beginjaren waren we te gast in de T-Klub, in de Prosper Thuysbaertlaan, nog voor die fameuze vluchtheuvel van destijds (lacht), een beetje voor de pub. Ons eerste huisorkest heette overigens The Riverside Jazzband. Dat waren Fran De Backer, Willy De Fleurquin, de twee Dendermondenaars en ikzelf. Na T-Klub zijn we verhuisd naar de zolder van Het Handelshuis op de markt, bij tante Leen, waar nu De Postiljon is. We kregen daar voor het eerst een kleine wist op de drankverkoop, een verbetering. Door jazzconcerten te organiseren verdien je geen geld, integendeel, dus wat extra inkomsten waren mooi meegenomen. The New Orleans Train Jazzband met Lajos Van Peteghem, nu nog steeds één van onze huisorkesten, stamt uit die periode. Zij repeteerden op de zolder van Het Handelshuis, waar wij dus ook ons onderkomen hadden gevonden. Na een tijdje ben ik ook bij de Train beginnen spelen.
Filip: Jullie hebben toch ook nog op de Oude Heerweg gezeten? Als twaalf-, dertienjarige speelde ik basket en achter jullie lokaal kwam ik trainen op een basketterreintje. Ik hoorde jullie daar dan ook repeteren.
Guido: Sinds 1977, dat klopt, zijn we verhuisd naar een leegstaand hoerenkotje aan de Oude Heerweg. De brouwer was blij dat hij het aan ons kon verhuren. Ik herinner me nog dat ik tegen hem zei: ‘Geeft het niet, want eigenlijk zijn wij maar één keer per maand open.’ ‘Bah nee’, antwoordde hij, ‘meer dan een baksken bier per maand verkocht ik hier toch niet.’ (hilariteit)
Filip: Jullie werden op dat moment café-uitbaters.
Guido: In zeker zin, de winst op de drankenverkoop was helemaal voor ons. Een goede zaak, want voordien sloten we ons seizoen niet zelden met verlies af. Ik was de enige die al werkte en kon het verlies ophoesten. Niet dat het om grote sommen ging, hoor. Nadeel was dat het een heel oud pand was. Ieder jaar hadden we kosten, van zodra het vroor sprongen de leidingen, het sanitair was zeer precair en dat vonden de dames niet aangenaam. Toen we hoorden dat de tweede verdieping van het gebouw in de Gasstraat vrijkwam, hebben we niet geaarzeld.
Afvoer volgepropt
Filip: Was die locatie meteen geschikt?
Guido: Voordien huisde er een kunstenaarscollectief. Zij organiseerden er van alles, ik herinner me dat ik er ooit eens naar een concert gegaan ben, zelfs. Er stond trouwens een vleugelpiano.
Filip: Het lijkt me wel niet eenvoudig om er een piano naar boven te sleuren.
Guido: Dat gebeurde met een valluik en een katrol. Pianoverhuurders waren daar niet echt happig op. De risico’s waren te groot. We hebben effectief een tijdje zonder piano gezeten, om die reden. Maar,… Hervé Van de Velde heeft ons uit de nood geholpen met elektrische piano’s. Nadien heeft hij een akoestische piano, een Yamaha, opgekuist en ons voor een zacht prijsje verkocht. Burgemeester, ben je geïnteresseerd in een pikant detail uit de periode van de verhuis naar de Gasstraat?
Filip: In pikante details altijd!
Guido: Iemand uit de buurt was ons niet zo gunstig genegen. Die had er niet beter op gevonden dan vodden in onze afvoer te proppen. Je kan het je voorstellen, we zaten in de penarie en we moesten voor nieuwe afvoeren zorgen. Omdat alles snel moest gaan hadden we niet veel tijd om prijzen op te vragen. Dus contacteerden we de eerste de beste aannemer. Dat grapke heeft ons honderdduizend frank gekost. Uit die periode stammen de Multimuzikale weekends, die we tot op heden het eerste weekend van februari organiseren om geld in het laatje te brengen. Aanvankelijk speelden alle groepen gratis: Boss Ross, Dirk De Caluwe en zijn groep, veelal Lokerse groepen. In het begin drie avonden, nu is dat gereduceerd tot twee avonden. Waarop we niet alleen jazz programmeren, overigens. We hebben al klezmer gehad, Argentijnse tango, bossa nova, folk, noem maar op.
Filip: Kunnen jullie in de Gasstraat blijven?
Guido: Ik heb begrepen dat er op termijn lofts zullen worden gebouwd. Voor dit seizoen, dat loopt tot in juni, was er zeker geen probleem. Dat heeft de eigenaar ons verzekerd. Daarna is het afwachten. Een nieuwe locatie vinden is niet eenvoudig. Als ergens iets in aanmerking komt, stelt zich steeds hetzelfde probleem: met één keer in de maand zijn we niet genoeg open. Als je een contract sluit met een brouwer, staat erin bepaald dat je zoveel hectoliter moet afnemen. Daar kunnen wij niet aan voldoen. Tweede probleem is de buurt. In ons lokaal wordt muziek gemaakt, dat kan een probleem zijn voor de omwonenden. Tja, niet eenvoudig.
Filip: Buitenstaanders stellen zich bij een jazzklub een rokerige ruimte voor. Mag er eigenlijk gerookt worden in jullie zaal?
Guido: Nee, blijkbaar vallen we onder de categorie concertzaal en daar mag volgens de wet niet in gerookt worden.
Filip: Je bent zelf een roker?
Guido: Je moet als roker beleefd blijven en je mag met je rook geen mensen ambeteren. Dat vind ik vanzelfsprekend. Ik heb er mij ook bij neergelegd dat ik in een restaurant niet mag roken. Als het verbod van kracht wordt in kleine cafeetjes, dat zou ik spijtig vinden. Er zijn muzikanten die uitdrukkelijk vragen om niet te roken tijdens het concert. Toots deed dat bijvoorbeeld, omdat hij aan astma lijdt. Zangeressen ook. Zelf ben ik altijd blij als we gaan spelen in een ruimte waar wel nog mag gerookt worden. Het is een manier om de zenuwen te bedwingen.
Filip: We hebben het ook al over de huisorkesten gehad: The Riverside Jazzband, over de Train, over het Guido Ros Kwartet. Boss Ross is nog een ander ensemble van jou?
Guido: Boss Ross stamt uit de jaren ’90. Dat zat zo: er werd mij gevraagd om een ensemble samen te stellen om een winkel te openen. Er mocht geen drummer bij zijn, want daar kon de uitbater van die zaak niet tegen. Na verloop van tijd zijn we als tweede huisorkest van de Jazzklub beginnen fungeren. Voor bepaalde gelegenheden, zoals Polifonics bijvoorbeeld, laten we ons wel versterken met een drummer. Maar op recepties waar we niet te luid mogen spelen, doen we het nog steeds zonder. De drummer weet dat hij gevraagd wordt als we iets speciaals moeten spelen, of als er wat meer geld is.
Dexter Gordon en Toots
Filip: 45 jaar Jazzklub Lokeren, dat betekent dat er hier al heel wat legendes zijn gepasserd.
Guido: Het concert dat mij het beste is bijgebleven, is dat van de saxofonist Dexter Gordon. Hij speelde de hoofdrol in de film Round Midnight van de Franse regisseur Bertrand Tavernier. Dat is een persoonlijke voorkeur. Voor veel mensen zullen de passages van Toots Thielemans in het geheugen gegrift staan.
Filip: Hoe strikken jullie die grote namen?
Guido: We werken zo weinig mogelijk met boekingsagentschappen. Vroeger werden ons vaak groepen aangeboden door iemand als Roger Vanhaverbeke, een bassist. De éminence grise van de moderne jazz in België, zeg maar. Hij had contacten in Parijs, in Amerika. Hij organiseerde tournees en bracht ons op de hoogte van wie er op welk moment in het land was en hoeveel het prijskaartje bedroeg. Het programma kwam meestal tot stand door persoonlijke contacten, nu ook meer en meer via e-mail uiteraard.
Filip: Is er voor jou eigenlijk een leven buiten de muziek?
Guido: Ik heb nog gevoetbald vroeger, op een laag niveau, weliswaar. Maar ik ga ook graag naar het voetbal.
Filip: Naar Sporting?
Guido: Ja, als ik kan, ga ik. Meestal samen met mijn zoon. Zelfs vorig jaar! Ik heb ook nog wat getennist, recreatief. En voor de rest wandelen we graag, mijn vrouw en ik. Als we op reis gaan, is het bijna altijd naar de bergen. Al voel ik dat ik ook op dat vlak wat gas moet terugnemen.
Filip: Wandelen jullie ook hier in Lokeren, soms?
Guido: Als we van thuis uit vertrekken gaan we meestal richting Daknamse Bossen. Of we rijden eens naar Eksaarde voor een wandelingetje en om een pintje te drinken.
Filip: Heb je altijd in Lokeren gewoond?
Guido: Op tien jaar na. Mijn vrouw en ik, we werkten allebei in Gent, en om dicht bij ons werk te zijn hebben we een tijd in Gent gewoond. Uiteindelijk zijn we teruggekeerd. Hier in Lokeren hebben we betaalbare grond gevonden om te bouwen, back to the roots. Ik sta nog altijd heel positief tegenover Lokeren. Het is een groene stad met een rijk cultureel leven. Mijn vrouw en ik, we zijn blij dat we teruggekomen zijn.
De beleidsdaad
‘Minder lang hinder bij wegenwerken’
‘Ik ben geen beleidsman’, zegt Guido Ros. ‘Maar ik heb er toch even over nagedacht wat ik prioritair zou doen als ik burgemeester zou zijn. Guido pauzeert even en roert in zijn koffie. ‘Ik vind dat openbare werken dikwijls te lang duren. Ik vraag me af of er niet meer druk kan uitgeoefend worden om die hinder te beperken. Rondrijden omwille van wegenwerken, dat is wat mij het meeste ergert. Waarom duren de werken aan de Heilig Hartlaan bijvoorbeeld zo lang.’ ‘Daar hebben de aannemers echt wel pech gehad’, pik ik in. ‘En heel veel problemen met de nutsmaatschappijen.’ ‘Ik weet ook niet of ik daar als burgemeester iets zou kunnen aan doen’, repliceert Guido.
‘Meestal worden er termijnen vastgelegd waarbinnen de werken moeten worden uitgevoerd’, leg ik eventjes uit. ‘Als er langer wordt gewerkt kunnen we een schadeclaim indienen. Het probleem daarbij is dat die bedragen zo klein zijn, die zijn wettelijk bepaald, dat de aannemer bij wijze van spreken dat bedrag met de glimlach betaalt. Eer zal een wetgevend initiatief nodig zijn, al zal ook dat niet alles oplossen.’ ‘Ja, het is een bekommernis van mij’, lacht Guido. ‘Daar zou ik iets willen aan doen.’
Dienst Communicatie
Contact
Groentemarkt 1, 9160 Lokeren09 235 31 00
communicatie@lokeren.be
Locatie
Openingsuren
Deze dienst is momenteel gesloten
Maandag:
Dinsdag:
Woensdag:
Donderdag:
Vrijdag:
Zaterdag:
Gesloten
Zondag:
Gesloten
Interview:
Filip Anthuenis &
Giovanni Van Avermaet
(2010)
Foto:
Freddy Meert