2009: Willy Linthout

‘De inspiratie droogt niet op, nooit’

 

Willy Linthout heeft koffie gemaakt, zijn echtgenote Magda een overheerlijke taart gebakken. De ideale setting voor een gesprek met de tekenaar van Vlaanderens populairste strip Urbanus. In de woonkamer vallen meteen enkele vitrinekasten op, met poppetjes uit strips en tekenfilmreeksen. ‘Een uit de hand gelopen hobby, vertelt Willy. Op een kast, eventjes verder, prijkt tussen zijn andere prijzen de Meest Verdienstelijke Lokeraar-trofee, een kunstwerk van Sofie Müller. Willy heeft de trofee een Urbanusbroek aangemeten. ‘Ik vind het beter zo’, lacht hij.

 

Filip: Jouw accent verraadt een beetje dat je van Doorslaar afkomstig bent.

Willy: Serieus? Dat wist ik niet. Maar inderdaad, ik ben geboren in Doorslaar, op het Doorndonkeindeken, waar nu een paardenkwekerij is gevestigd. Daar groeide ik op, samen met mijn broers Theo en Antoine. Mijn ouders waren bloemisten. Van kindsbeen af, zat ik tussen de bloemen te krabben. Plezant was dat niet. Nu nog laat ik den hof liever aan iemand anders over.

 

Filip: Daar lagen jouw roots.

Willy: En in Eksaarde. Na het verkopen van de bloemisterij, ik was nog niet getrouwd toen, zijn mijn ouders verhuisd naar Eksaarde, naar de hoek van de Weehaegstraat. Toen we trouwden, zijn we naar Lokeren getrokken, naar de Bokslaarstraat. Vijftien jaar geleden ongeveer zijn we naar de Nijsstraat afgezakt.

 

Filip: Willy, ik heb het al aan iedereen gevraagd omdat ik er curieus naar ben. Heb jij een favoriet plekje in Lokeren?

Willy: Mijn favoriete plekjes zijn op café, jong. In ’t Mysterie kom ik graag, bij Annick. Zij doet dat schitterend, man! En ’t Kapelleken op Doorslaar, bij Marc, vind ik ook goed. In een café zit ik graag in een hoek, met een boekske. Als er mij iemand aanspreekt, vind ik het ook okee, maar uit mezelf zal ik niet snel een gesprek aanknopen.

  

Je ’t aime, moi non plus

 

Filip: Trek je er dan alleen op uit?

Willy: Altijd met de velo. Ik rij heel veel met de fiets, eigenlijk. Omdat ik wat mankeer aan mijn knie heb ik een elektrische fiets gekocht. Pas op, daar moet je ook bij trappen, hé! Veel mensen denken dat dat een brommer is, maar dat is niet waar. Daar rij ik mee naar Sint-Niklaas en Gent, zelfs. Naar de cinema. Soms gaat mijn vrouw mee, als de film haar interesseert.

 

Filip: Willy, je bent nu een bekend striptekenaar, maar daar kon je niet voor studeren, destijds, neem ik aan?

Willy: Ik heb aan het VTI Sint-Laurentius gestudeerd. Ik heb een A2 Mechanica. Niets voor mij, maar een men moet iets doen, nietwaar? Allez, ’t is te zeggen, eerst zat ik op het college. Daar volgde ik de richting Handelswetenschappen. Na één jaar en veertien dagen kreeg ik de superior thuis op bezoek om te zeggen dat die richting werd afgeschaft. Ik kon een andere richting kiezen, maar om humaniora te mogen doen zou ik voor middenjury moeten verschijnen. En nog een hoop gezever, je kent dat … Ik ben dan naar het VTI gegaan, ik zag het niet meer zitten op het college, ik was er overigens nooit graag naar school geweest.

 

Filip: En op het VTI?

Willy: Op het VTI mochten de leerlingen plaatjes draaien. Die kon je dan horen over heel de koer. Op een dag was ik de DJ van dienst en het eerste plaatje dat ik oplegde was Je ’t aime, moi non plus van Serge Gainsbourg en Jane Birkin. Ze kwamen mij daar rap buiten sleuren, ’t was gedaan met plaatjes draaien. Na één plaatje al.

 

Filip: (lacht luid) Schitterend! Ben je eigenlijk met dat diploma van A2-mechanica ooit aan de slag gegaan?

Willy: Jaja. Ik heb gewerkt bij een bedrijf waar medische apparatuur werd vervaardigd, Roduc. Daar ben ik erin geslaagd een elektrische rolstoel aan frieten te rijden. Ze hebben mij dan maar buitengesmeten. Zo ging het altijd bij mij. Maar ik heb veel plezier gemaakt in mijn jonge jaren.

 

Filip: (proest het uit). Dat zal wel!

Willy: Daarna heb ik nog een tweetal jaar bij Mektron gewerkt in Gent, een bedrijf dat gespecialiseerd was in computeronderdelen. Dat bedrijf is afgebrand. Maar, voor alle duidelijkheid, daar had ik niet mee te maken. Roduc is overigens ook afgebrand en een deel van de fabriek Gonzalez Cock in Lokeren waar ik achteraf nog heb gewerkt, ook.

 

Filip: Wat deed je bij Gonzalez Cock?

Willy: ik ben er twaalf jaar metaaldraaier geweest.

 

Prosperke, met het klakske

 

Filip: Waar zat dan eigenlijk de kiem voor jouw striptekenaarschap?

Will: Ik heb altijd getekend, van kindsbeen af.

Op de witranden van de gazetten. Ik was heel blij dat bij ons thuis Het Volk in huis kwam, want die gazet had bredere witranden dan De Standaard. Zelfs tekenfilmpjes tekende ik daarop, ik liet de mannetjes bewegen door de bladzijden van die gazet door mijn hand te laten waaieren.

 

Filip: Ik heb me laten vertellen dat je een strip tekende in het schoolblad van het VTI.

Willy: Prosperke! Prosperke was ook een manneke met een klakske, eigenlijk een beetje de voorloper van Urbanus. Dat blaadje heette Contactlens, en de leerlingen werkten daar effectief aan mee. Ik maakte daar illustraties voor, en stripverhaaltjes. Ooit maakte ik er eentje over de leraars. Ik deelde er hier en daar een stek in uit. Dan was het bal. Het was op het randje, blijkbaar, maar ze hebben het toch gepubliceerd.

 

Filip: En tekende je ook in de periode tussen het VT en het begin van de Urbanusreek?

Willy: Ik ben altijd blijven tekenen en me met strips blijven bezighouden, lezen en verzamelen. Het is wel waar dat ik door te trouwen een aantal jaar minder heb getekend.

 

Filip: Maar ineens kwam dat volop terug, in de periode dat je op fabriek werkte, bij Gonzalez Cock?

Willy: Op een bepaald moment, we waren toen al tien jaar getrouwd, heb ik een parodie op Nero gemaakt: De Zeven van Zeveneken. Ik was Marc Sleen ergens tegengekomen en hij had er niet op tegen, op voorwaarde dat ik er weinig liet van drukken. Ik deed dat in eigen beheer.

 

Filip: Over hoeveel boeken ging dat dan, en aan wie verkocht je die dan?

Willy: Ik trok ermee naar een beurs en tegen ’s avonds waren die allemaal verkocht.

 

Filip: Allez!

Willy: Ja, nu wordt er veel geld gegeven voor dat boek. Dat was schoon getekend. Achteraf heb ik gemerkt dat er ne slimmen moet geweest zijn die dat boekje illegaal op duizend exemplaren heeft laten herdrukken en in ’t zwart heeft verkocht.

 

Filip: Ben je onmiddellijk daarna met de Urbanusreeks gestart?

Willy: Eigenlijk wel. De organisator van de beurs waarop ik mijn Nero-parodieën had verkocht, Jef Meert, wilde uitgever worden. Dat kwam goed uit, want ik wilde tekenaar worden. We hebben de koppen samen gestoken en ik legde hem uit dat ik het al langer zag zitten om eens een strip rond Urbanus te maken. Het moeilijkste bij het maken van een boek is een uitgever vinden en het boekje verspreid krijgen. Maar door onze samenwerking kwam dat in orde. Ik heb toen vier bladzijden getekend van het eerste urbanus-album, Het Fritkotmysterie, en we zijn daarmee naar Urbanus getrokken.

 

Daar is de RVA

 

Filip: Dat was het begin.

Willy: 28 jaar geleden. Urbanus was onmiddellijk positief, hij zag dat eigenlijk onmiddellijk zitten. Okee, achteraf heeft hij dan wel nog zijn eisen gesteld en hebben we wat gediscussieerd.

 

Filip: Urbanus heette toen nog Van Anus, waarschijnlijk?

Willy: Hij had nog geen films gemaakt, toen. Hij trad overal op, met zijn gitaarke,… zoals hier in Lokeren, in de Variété.

 

Filip: Het was een onmiddellijk succes, die strips?

Willy: De reeks viel meteen op. In die tijd werden er weinig nieuwe strips in de markt gebracht. Het was meteen: boem! Onze eerste twintigduizend exemplaren, ik zal het nooit vergeten, waren in amper een week uitverkocht. Er werden er nog eens zoveel bijgedrukt, nadien nog eens tienduizend. Dat bleef maar gaan. En ondertussen zijn we 27 jaar verder, wel met ups-and-downs, maar de reeks is nooit stilgevallen.

 

Filip: Wat ik me nog afvraag is het volgende: de Urbanus strips kenden meteen succes, hoe kon je dat regelen met je werk in de fabriek?

Willy: Ik heb het werk in de fabriek geleidelijk kunnen afbouwen, dat was fantastisch. Na een tijd ben ik halftijds beginnen werken bij Gonzalez Cock. Ik herinner me dat ik op de vakbond ging zeggen dat ik halftijds werkte, een halve dop kreeg en nog strips tekende. Dat was van het goede teveel, dat wist ik ook en ik wou dat regelen. Maar op de vakbond waren ze er gerust in: die strips, dat zou toch niet worden. Maar dat draaide natuurlijk anders uit. Vandaar: een proces met de RVA. Kom, ze hadden gelijk. Ik was bereid al dat geld terug te geven, maar wilden ze niet van horen. Er moest een proces komen. Na een tijd en de nodige procedurefouten bleek dat ik vijfduizend frank moest terugbetalen. Daarmee was ik er vanaf.

 

Filip: Onlangs werd De Biervissen voorgesteld, samen met het Lokerse Cesar-bier – genoemd naar Cesar uit de strip. Het hoeveelste album uit de Urbanusreek was dat?

Willy: het 143ste. Eind volgend jaar wordt het 150ste album gevierd.

 

Filip: Dat betekent dat je ongeveer vijf Urbanussen tekent op een jaar.

Willy: Dat klopt. Vijf per jaar.

 

Filip: Is dat contractueel vastgelegd dat je er zoveel moet maken per jaar?

Willy: Ik heb alle vrijheid. In mijn contract staat dat ik op jaarbasis tussen de 0 en de 6 albums lever van Urbanus. Ik heb de leeftijd niet meer om me op allerlei manieren te binden, ik doe dat voor mijn plezier.

 

Schrijven op café

 

Filip: Toch ben je daar constant mee bezig, veronderstel ik?

Willy: Je moet voortduren van alles uitvinden. Of dat ooit opdroogt, die inspiratie? Nee, daar heb ik geen schrik voor. Nooit. De ene dag is wel de andere niet, dat is juist. De basis van een boek is de synopsis, daarmee staat of valt het boek. Als de synopsis niet deugt krijg je het verhaal nooit goed. Die synopsissen verzin ik op mijn eentje. Ik verzin ze vaak als ik op reis ben, tijdens een weekje in Turkije, ofzo. Aan het strand zitten met mijn papieren bij mij, dat doe ik zeer graag. Daar kan ik goe dinges uitvinden.

 

Filip: En op café, Willy?

Willy: Jazeker. Een synopsis verzin ik dus in mijn eentje, maar het uitschrijven van de scenario’s doe ik liefst met twee en dat gebeurt niet zelden op café. De reeks Roboboy* werd volledig geschreven op café, Het laatste station** en zelfs Jaren van de Olifant*** werden grotendeels geschreven op café. Jaren van de Olifant en Het laatste station, daar schreef mijn broer Theo aan mee. Voor speciale projecten werk ik graag met hem samen.

 

Filip: Jaren van de Olifant is een aangrijpend relaas over een vader die zijn zoon verliest, iets helemaal anders dan de Urbanusstrips. Hoe moeilijk is het om zoiets te maken?

Willy: Dat is gemaakt na het overlijden van mijn zoon. Het is een heel andere manier van werken, uiteraard. Dergelijke boeken maak ik alleen als ik de goesting heb en de nood voel om zoiets te doen. Daar rust ook geen tijdsdruk op, of zo.

 

Filip: Daar heb je samen met je broer Theo aan geschreven. Jouw vrouw brengt ons hier nu een lekker stuk taart, maar werkt zij ook mee aan de strips?

Willy: Magda trekt de kaderkes. Zij leest ook alles na, zij is de controleur. De strip die ik dezE ochtend getekend heb, heeft Magda al gelezen. Zij geeft dan haar opmerkingen. Je hebt een klankbord nodig.

Magda: (knoopt aan) Ja, en als het te straf is, dan zeg ik het hem wel.

Willy: Of als er iets onbegrijpelijk is, of iets slecht getekend is. Het bedenken van een synopsis doe ik – zoals gezegd – altijd alleen, het verder uitschrijven – met Urbanus, met Theo – gebeurt met twee. Dan heb je automatisch al een klankbord aan elkaar.

 

 

Centrum van Europa

 

Filip: Laten we het misschien eventje over Lokeren hebben. Je hebt je in het verleden al achter enkele Lokerse projecten geschaard: het Cesar-bier heel recent, je maakte de strip Lokerse Paardenworsten die in de Urbanusreeks verscheen en je verleende ook volop je medewerking aan de Urbanus-fietsroute.

Willy: Ik heb die route een paar dagen geleden nog eens gereden. De bordjes hingen er nog. Ik passeerde in Eksaarde, aan die horeca-zaken in de buurt van Mieken Smet. Ze vertelden me dat ze door de route veel meer volk over de vloer hebben gekregen. Die route, daar ben ik heel blij mee.

 

Filip: Heb je een sentimentele band met Lokeren of zeg je: ‘ik moet ergens wonen?’

Willy: Nee, dat laatste zeker niet. Ik woon hier zeer graag.

Magda: Anders zou hij hier geen 56 jaar blijven plakken zijn, denk ik. We hebben ooit nog plannen gehad om naar Amsterdam te gaan wonen.

Willy: Ja, Amsterdam, dat zagen we wel zitten.

En Antwerpen, omdat ik daar een stripzaak wou opstarten. Die plannen zijn nooit concreet geworden. Dat was de periode voor ik echt strips aan het tekenen was. Echt serieuze plannen om hier weg te gaan, zijn er eigenlijk nooit geweest.

Magda: Over Lokeren gesproken, we hebben nog een tijd huizenruil gedaan met mensen uit Florida. We omschreven Lokeren toen altijd als het centrum van Europa. Op 50 minuten sta je in Brussel, op 20 minuten in Gent, een half uurtje rijden en je zit in Antwerpen, er is een directe verbinding met Parijs.

Willy: Er is gelukkig nog veel groen in Lokeren. Het is een zeer leefbare stad: niet te veel verkeersopstroppingen. Of het met de vreemdelingenproblematiek de goede kant uitgaat, weet ik niet. Twee weken geleden werd ik aangeklampt door drie snotneuzen, drie meisjes, voor een petitie. ’s Anderendaags lees ik in de gazette dat ze opgepakt werden omdat ze de portefeuilles van de mensen stalen. Dat is natuurlijk een heel moeilijke materie en of er iets aan te doen valt, weet ik niet. Voor de rest vind ik dat het heel goed gaat in Lokeren, ik woon hier graag. Lokeren is nog altijd gezellig. Maar wat ge daar op de markt aan ’t uitsteken zijt, da weet ik nie’!

 

Filip: (lacht) Ik zal maar rap over iets anders beginnen. Jouw werk situeert zich in de culturele sfeer, volg je het Lokerse culturele leven op de voet?

Willy: Eigenlijk niet. Ik pik wel eens een filmpje mee in het Cultureel Centrum, op donderdagavond. Ik ga veel naar de cinema, buiten Lokeren. Maar de filmvoorstellingen in het Cultureel Centrum vind ik goed: de programmatie, de projectie – scherp beeld -, het geluid. Het is verzorgd en er komt een cinefiel publiek op af dat geen lawaai maakt. En als Wouter Deprez of zo naar het Cultureel centrum afzakt, dan ga ik ook wel eens kijken.

 

Filip: Zelf ooit filmplannen gehad?

Willy: Nu zelfs, maar het is maar de vraag of het zo ver komt, natuurlijk. We zijn bezig aan een animatiefilm rond Urbanus. We zullen zien, dat kost allemaal stukken van mensen. Overigens voor de televisiezender Fox heb ik ooit eens, een twintigtal jaar geleden, een pilootaflevering gemaakt, een aflevering van een half uur. Dat was zeer plezierig. Ze hebben de reeks uiteindelijk niet gekocht. Niet dat ik daar erg mee inzat, anders zat ik constant op het vliegtuig om te gaan onderhandelen met boekhouders. Dat is niet meteen wat ik wilde. Ik wil mijn werk doen en achteraf iets gaan drinken op café.

 

Erkenning in Verenigde Staten

  

Filip: In de Urbanus-reeks worden alle heilige huisjes omver geschopt. Is dat Willy ten voeten uit?

Willy: Het is een beetje eigen aan de reeks. Geef toe dat ik je nog in jouw eer gelaten heb, hé?****

 

Filip: Het Cesar-bier dat onlangs werd gelanceerd, drink je dat nu heel de dag door?

Willy: Ik drink er wel eens eentje, ik heb het zelf helpen samenstellen. Het is een succes, ze zitten momenteel door hun voorraad heen.

 

Filip: Jouw prijzenkast is behoorlijk indrukwekkend, zie ik. Doet dat iets met jou, een prijs winnen?

Willy: Zeker. Ook het feit dat ik Meest Verdienstelijke Lokeraar werd heeft me getroffen. Ik was onlangs in de Verenigde Staten genomineerd voor de Eisner-prijs, voor de Engelse vertaling van Jaren van de Olifant. Dat is een enorme eer. Vorig jaar won ik de Bronzen Adhemar en de Staatsprijs. Die staatsprijs, 12.500 euro, heb ik weggegeven aan het Shangrila Home in Nepal, een opvangtehuis voor straatkinderen in Kathmandu, waar Magda al tweemaal naartoe is geweest. In dat tehuis is een kamer, genoemd naar onze zoon, Sam’s room, waar zes kinderen verblijven. In wezen interesseert geld me niet, en als we op die manier iets kunnen bijdragen,…

  

Filip: Een slotvraagje: ben je tevreden over jouw carrière?

Willy: Absoluut. Ik ben daar zeer tevreden over. Ben ik content over mijn leven? Dat is misschien iets anders. Ik had het met mijn zoon graag anders zien lopen. Maar mijn carrière, daar ben ik tevreden over, dat durf ik zeggen. Het is niet altijd gemakkelijk geweest. Samenwerken met Urbanus, we zijn twee mensen met ons eigen gedacht, dat is niet evident. Vooral als hij weer eens van gedacht verandert.

 

De beleidsdaad

 ‘Gedaan met de Diftar-tarieven’

 

-‘De Nijsstraat is nu net heraangelegd, maar wat zou jij doen, Willy, als je burgemeester van Lokeren zou zijn?’, vraag ik

-‘De Nijsstraat werd vlug heraangelegd tegen dat gij hier op bezoek kwam, vandaag’, lacht Willy. ‘Ge hebt rap voor wat asfalt gezorgd.’

-‘Veel miserie gehad, misschien, tijdens de heraanleg?’, vraag ik.

-‘Voor ons viel dat heel erg mee, we moeten maar 50 meter rijden en we zijn de straat uit. Maar… wat ik zou doen als ik burgemeester was is een nieuw tariefsysteem uitdokteren voor het huisvuil. Zeker niet per gewicht, zoals dat nu is. Ik zou opteren voor een vaste prijs per inwoner, of per adres, of iets dergelijks. Want… ik merk dat er enorm veel vuiligheid, en zelfs vuilniszakken in de Lokerse velden liggen. Ik vind dat het weer veel verslecht is op dat vlak.’

-‘In het Molsbroek liggen er heel veel’, komt Magda tussen.

-‘Ik heb dat ook gezien’, merk ik op. ‘Een spijtige zaak. Maar wat ik wel merk is dat de afvalberg in die jaren dat we met Diftar bezig zijn is verkleind.’

-‘Natuurlijk is de afvalberg verkleed’, repliceert Willy prompt, ‘hij ligt in de gracht! Wacht, ik ga je nog een koffietje geven.

-‘Blijf zitten, Willy, ik doe het zelf wel, geen probleem.’

-‘Maar, ge gaat dat niet kunnen, gij, burgemeester. Ik zal er vlug eentje tappen!’

 

*Roboboy is een reeks over het gelijknamige robotjongetje dat geboren werd op de planeet Kryptobot en na een kernontploffing op aarde belandt. Deze reeks werd geschreven door Willy en getekend door Luc Cromheecke.

**Een reeks over rechercheur Vandermeulen, met scenario’s van Willy en met tekeningen van Erik Wielaert.

***Autobiografische stripreeks rond een man die zijn zoon verliest door zelfdoding. Het omgaan met en het verwerken van zelfdoding staan centraal in de verhalen. In acht delen beschrijft Willy Linthout verschillende tragische, mooie en ontroerende gebeurtenissen die Karel meemaakt tijdens zijn rouwproces.

****Willy refereert naar de strip Lokerse paardenworsten uit de Urbanus-reeks waarin Filip Anthuenis als een fils-à-papa wordt geprotretteerd.

Dienst Communicatie

Contact

Groentemarkt 1, 9160 Lokeren
09 235 31 00
communicatie@lokeren.be

Locatie

Openingsuren

Deze dienst is momenteel gesloten

Maandag:

8:00
21:00
09:00-12:00
13:30-17:00

Dinsdag:

8:00
21:00
13:30-19:00

Woensdag:

8:00
21:00
09:00-12:00
13:30-17:00

Donderdag:

8:00
21:00
13:30-19:00

Vrijdag:

8:00
21:00
09:00-12:00

Zaterdag:

Gesloten

Zondag:

Gesloten

Interview:
Filip Anthuenis &
Giovanni Van Avermaet
(2010)


Foto:
Freddy Meert